Winet Roels
‘Ga het gesprek aan: wat hebben de docenten nodig?’

Flexibiliteit in lesmaterialen, meer regie op eigen leermiddelen, minder afhankelijk zijn van de grote spelers in de markt… Senior beleidsadviseur Winet Roels denkt in de Edu-V werkgroep Combineren en arrangeren van leermateriaal mee over veilig en toekomstbestendig digitaal onderwijs in Nederland. Wat willen leerlingen? Hoe bedien je de docenten het best? ‘Individueel aanbod vraagt om flexibiliteit. Van iedereen.’

Wie: Winet Roels
Functie: Senior-beleidsadviseur Onderwijs en Innovatie bij de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) in Noord-Brabant. De scholengemeenschap voorziet dankzij zo’n 7000 leerkrachten meer dan 55.000 leerlingen van onderwijs.
Houdt zich o.a. bezig met: Onderwijs en leermiddelen, in de breedste zin van het woord. Op strategisch en beleidsmatig vlak, maar ook contractmanagement valt onder haar taken. Net als vraagstukken als: wat betekenen alle marktontwikkelingen voor leermiddelen op de scholen, voor de rectoren, docenten en leerlingen?
Zit in de Edu-V werkgroep: Combineren en arrangeren van leermateriaal.

‘We moeten toe naar een systeem waarin een docent per leerling kan kijken wat die nodig heeft. Bijvoorbeeld: ik wil hoofdstuk 1 en 6. En niet alles, zoals nu gebeurt’

Hoe ben je in die werkgroep terechtgekomen?

‘Alles begon met de wens van mijn bestuur dat ze meer regie op de leermiddelen wilden. En meer flexibiliteit. Docenten missen het bijvoorbeeld erg dat ze niet van het ene naar het andere leermiddel kunnen overstappen. Vraagstukken als: wat vinden we als onderwijs zelf belangrijk? Hoe pakken we die regie terug? staan dus al langer op onze agenda. In mijn rol als projectleider van ons Project Leermiddelen(keuze)beleid, ontwikkelen we een procesaanpak voor het selecteren van leermiddelen op scholen en een onafhankelijke lijst van leermiddelen. Hierbij leggen we de nadruk op het hanteren van flexibiliteit en modulaire afname als belangrijke criteria. Ik zag dat Edu-V daar ook mee bezig is. Ik besloot me aan te melden. Om mee te denken en werken aan afspraken en standaarden die voor alle betrokken partijen werken.’

Heb je ook een persoonlijk doel?

‘Edu-V is nu voornamelijk vertegenwoordigd door uitgeverij en leveranciers. Bij de eerste bijeenkomst was ik de enige vanuit een non-profitorganisatie. Dus het is mijn missie om meer scholen te laten participeren, zodat ze niet pas gaan schieten als het al klaar is. Ik merk in onze werkgroep dat het lastig is om die doelgroep een rol te geven, daar zitten we erg mee te puzzelen.’

Waar zit ‘m dat in?

‘De uitdaging van Edu-V is: hoe zorg je dat je het abstracte concreet naar het onderwijs vertaalt? Kort door de bocht: het is nog te onduidelijk wat Edu-V precies voor de school kan betekenen.’

Hoe krijg je de scholen dan meer betrokken?

‘Met ambassadeurs. Je bereikt ze niet met mailen en bellen, je moet erheen. Lijfelijk de docenten bevragen en ondervragen, klassen bezoeken en samen het gesprek aangaan. Kijk, het product van Edu-V is niet ingewikkeld, wat het ingewikkeld maakt, is dat we met verschillende belangen aan tafel zitten. Er zitten bedrijven met een winstoogmerk bijvoorbeeld, maar ik denk dat we vooral moeten letten op het publieke belang.’

En dat is?

‘Voor mijn werkgroep: dat docenten goed hun lessen kunnen voorbereiden en kwalitatief goed onderwijs kunnen geven.’

Concreet in de praktijk…?

‘Stel, een leerling in 3 havo kan volgens de docent ook versneld naar 4 vwo. Nu betekent dat in de praktijk dat we dan een boek moeten aanschaffen én de hele licentie moeten afkopen. Dat kost veel geld.

De markt is nu zo ingericht dat de leerkracht alle methodes moet afnemen, ook als je die helemaal niet nodig hebt. Daar lopen we tegenaan. We moeten toe naar een systeem waarin een docent per leerling kan kijken welke materialen en methodes hij daarvoor nodig heeft. Bijvoorbeeld: ik wil hoofdstuk 1 en 6. En niet alles, zoals nu gebeurt.’

Is combineren en arrangeren typisch iets van deze tijd?

‘Nee. Een onderzoek van SLO uit 2010 gaat al over hoe scholen bezig zijn met arrangeren. Dat we nog steeds niet op die manier werken, heeft met het verdienmodel te maken. Daarnaast vraagt leerdoelgericht werken in de praktijk ook wel wat van een docent. In onze werkgroep kijken we naar: welk voorwerk kunnen we doen zodat de docent de lessen zo gebruiksvriendelijk mogelijk kan voorbereiden? We onderzoeken welke zoekwoorden de docent gaat gebruiken om lessen te combineren en arrangeren. SLO heeft een goed onderzoek gedaan naar die metadatering.’

Een kwestie van tijd dus dat alle scholen op deze manier gaan werken?

‘Dat denk ik wel ja. Er spelen verschillende dingen: de ontwikkelingen van AI en de instroom van anderstaligen en hoe we daarop moeten differentiëren. In het voortgezet onderwijs is nu veel verzuiling, maar we moeten individueler worden in leermiddelen voor kinderen. In Schotland is dat allemaal al aan de orde van de dag. Daar heb je bijvoorbeeld geen speciaal onderwijsscholen, geen vmbo, havo of vwo-studieboeken. Als leerling krijg je lesaanbod op drie niveaus en na vier jaar ga je verder op je eigen niveau. Waar we ook rekening mee moeten houden: de basisvaardigheden – rekenen en taal – gaan omlaag en toch geven we als land de meeste onderwijsuren. Je ziet  scholen zelf al steeds vaker keuzevakken aanbieden, onderwijstijden aanpassen en hun eigen leermiddelen maken. Docenten zijn in de praktijk al aan het arrangeren en combineren. Maar om met elkaar en de markt tot meer flexibiliteit in leermiddelen te komen vraagt om een lange adem.’

Is dat frustrerend?

‘Marktwerking is goed, maar we zouden meer samen moeten kunnen bepalen, vind ik. Zoals het voorbeeld van het kind in 3 havo. Omdat de contracten stellen dat je een volledige licentie moet afnemen als je een kind wil laten doorstromen naar 4 vwo wordt het duur, te duur soms. Dan moet je inhoudelijk, omwille van een contract, andere keuzes maken als docent.’

En data?

‘Ook daarin willen we als scholen meer overzicht. Welke vorderingen hebben de leerlingen gemaakt bij de digitale licenties van alle leermiddelen? We krijgen het overzicht niet. Wij willen graag dat al die verschillende portalen van de verschillende uitgeverijen in één overzicht van de leerling samenkomen. Zodat we daar een berekening op los kunnen laten. Waar staat de leerling, wat heeft die nodig en hoe kunnen we daar als school en in leermiddelen op aansluiten?’

Al dat delen van data: hoe belangrijk zijn overkoepelende afspraken?

‘Belangrijk. Vergelijk het met het dossier bij de huisarts waarin je toestemming geeft voor wat wel en niet gedeeld mag worden. Als leerling, ouder en als school. In onze werkgroep hebben we daar ook gesprekken over. En als we die afspraken dan hebben: moeten we al die data dan centraliseren? Maken we ons niet te kwetsbaar? Al die informatie rondom de leerprestaties van een kind moet veilig gewaarborgd zijn.’

Wat vind je extra belangrijk om nog eens te benadrukken?

‘Ga de scholen in, daar ligt echt een taak voor Edu-V. Er zijn werkgroepen en online klankbordgroepen, maar ik vraag me af of je iedereen dan goed bereikt. Uiteindelijk zijn het de leerlingen en docenten die met de leermiddelen werken.’