Rachel Snijder ‘Flexibelere leermaterialen van de toekomst waar het onderwijs echt beter van wordt’

Hoe maken we het voor scholen écht makkelijker om flexibel gebruik te maken van de juiste leermaterialen? Welke afspraken zijn hiervoor nodig? En hoe betrekken we de juiste mensen bij het nemen van deze besluiten? Dit zijn vragen waar Rachel Snijder, strategisch onderwijsadviseur bij VanDijk, antwoorden voor zoekt binnen de Edu-V werkgroep ‘Combineren en Arrangeren van Leermateriaal’. Haar ambitie voor het onderwijs? Dat er in de toekomst één platform is waar docenten gemakkelijk leerstof vinden die écht aansluit bij de behoeften van leerlingen. De Edu-V afspraken over metadatering helpen daarbij.  

Wie:Rachel Snijder  
Functie:Strategisch onderwijsadviseur bij VanDijk. ‘Mijn takenpakket als strategisch onderwijsadviseur is erg breed. Extern spreek ik vooral besturen van scholen, over waar zij tegenaan lopen in de markt van leermiddelen. Intern help ik VanDijk verder te kijken dan onze rol als distributeur. Binnen het onderwijsadvies-team ontwikkelen we verschillende proposities voor scholen, waaronder adviezen en inspiratiesessies over leermiddelen. En ondersteunen we scholen in het opstellen van hun leermiddelenbeleid.’ 
Zit in de Edu-V werkgroep:Combineren en arrangeren van leermateriaal. 
Wat doet de werkgroep: Afspraken ontwerpen die de vindbaarheid van leermaterialen verbeteren en ervoor zorgen dat leerkrachten en docenten daarmee beter kunnen aansluiten bij de leerbehoefte van leerlingen en studenten. 

‘Idealiter is er straks één platform waar docenten gemakkelijk leerstof vinden die écht aansluit op de behoeften van de leerling.’

Hoe ben je in de werkgroep gekomen?

‘Veel van mijn collega’s zijn verbonden aan diverse werkgroepen. Op een zeker moment werd ik door een van hen getipt dat deze Edu-V werkgroep werd opgezet. Op dat moment was ik zelf al met twee uitgevers bezig met een pilot voor het losmaken’ van lesmateriaal. En hield ik mij bezig met de vraag hoe we dit diverse lesmateriaal konden combineren en arrangeren. Ik was dus al erg thuis in het onderwerp en omdat ik zoveel bij scholen aan tafel zit, leek het een logische match.’ 

Wat motiveert jou om mee te doen?

‘Ik heb zelf een lange tijd als docent Nederlands voor de klas gestaan. In de praktijk merk je wanneer een methode wel of niet goed werkt voor je leerlingen. Soms hebben ze ander leermateriaal nodig, en dan neig je er als docent al snel naar om zelf iets te ontwikkelen. Dat kost erg veel tijd en vaak doen docenten het in hun eigen avonduren.  
 
Hoe fijn zou het dan zijn om binnen én buiten een methode voldoende variatie te hebben in de leermaterialen, waardoor je snel een alternatief hebt gevonden dat wel goed werkt. Nu ik bij een distributeur werk sta ik daarom extra stil bij de vraag: doen wij werkelijk alles voor scholen zoals we dat zouden moeten doen? En: Hoe kunnen we scholen in de toekomst nog beter helpen? Binnen de werkgroep richten we ons op het beter kunnen vinden door afspraken te maken over het metadateren van leermateriaal om zo de docenten beter te helpen.’ 

Waarom is het effectief combineren en arrangeren van leermateriaal zo belangrijk?

‘Scholen hebben vaak onvoldoende zicht op wat er beschikbaar is aan leermaterialen. Daarbij hebben scholen het vaak te druk om zichzelf belangrijke vragen te stellen. Denk bijvoorbeeld aan: waar staan wij voor als school? Op welke manier geven we les? Wat vinden wij belangrijk om onze leerlingen te leren, naast de al vaststaande kerndoelen en eindtermen? Vragen die erg bepalend kunnen zijn in de selectie van leermateriaal. Met de werkgroep willen we scholen vooral ontzorgen, en het zoeken, vinden én combineren van leermateriaal eenvoudiger maken.’ 

Wat bedoel je met dat flexibiliteit soms ook overweldigend kan zijn?

‘Iedere leerling heeft zijn eigen leervoorkeuren en leerbehoeften. Soms heeft een leerling baat bij een andere invalshoek dan die van de methode die op school wordt gebruikt. Een docent kan er dan voor kiezen om alternatieve leermaterialen te zoeken of maken, die wel goed aansluiten. Maar dat kost vaak veel tijd. Als je genoeg variatie binnen één methode hebt, hoef je als docent mogelijk niet zelf op zoek. Maar aan de andere kant heb je methodes die standaard veel alternatieven bieden, waar je als docent misschien helemaal geen behoefte aan hebt. Dan wordt de vraag: wat is relevant voor mijn leerlingen? Daar structuur in vinden, kan best overweldigend zijn.’  

Wat is het doel van de Edu-V werkgroep?

‘Binnen de werkgroep werken we aan afspraken die de basis vormen van het Edu-V keurmerk. Deze afspraken moeten de vindbaarheid van de leermaterialen verbeteren, zodat leerkrachten en docenten beter kunnen aansluiten bij de leerbehoefte van hun leerlingen en studenten. De leermiddelenketen is erg complex. Onze werkgroep probeert alle ketenpartijen – scholen en leveranciers – bij elkaar te brengen, zodat we samen tot gelijke afspraken voor het onderwijs komen om het zoeken en vinden van leermateriaal eenvoudiger te maken. Afspraken die inhoudelijk aansluiten bij de behoeften van leerlingen en docenten die met het leermateriaal werken.  

Wat doen jullie binnen de werkgroep precies om tot deze afspraken te komen?

‘Uiteindelijk willen we afspraken maken voor het onderwijs in heel Nederland. Dat betekent dat we nu veel marktverkenning doen, om te achterhalen wat de behoefte in het onderwijs precies is, maar ook welke mogelijkheden in de keten hiervoor beschikbaar zijn. Om deze behoeften beter te kunnen beantwoorden, is het ook belangrijk dat we elkaars taal leren spreken, en samen naar een eenduidige taal bewegen, die het onderwijs ook begrijpt. Daarvoor maken we een uniforme lijst met vaktermen. Bijvoorbeeld vaste codes en namen voor leermaterialen. Zodat, wanneer docenten zelf aan de slag gaan met combineren en arrangeren, leermaterialen makkelijk te vinden zijn.’  

Wat hoop je binnen de werkgroep te bereiken?

‘Idealiter kunnen docenten straks dankzij de Edu-V afspraken op een eenduidige manier alle soorten leerstof vinden bij een onderwerp waar ze les over geven. Waarbij ze gemakkelijk verschillende varianten kunnen vinden die aansluiten op verschillende niveaus, leerstijlen en meer.  

Wat is daar vooral voor nodig?

‘Ik hoop vooral dat er een bewustwording ontstaat, en dan met name onder docenten. We zijn binnen de werkgroep een basis voor de toekomst aan het bouwen, en dat vergt veel input van de professionals voor wie we dit maken. Samen iets moois maken waar het onderwijs echt beter van wordt, gaat alleen als het onderwijs ook meepraat.’